Verloop van de ziekte
Hoe zijn uw vooruitzichten?
Vooruitzichten zijn bij kanker vaak moeilijk te bepalen. Maar om een zo goed mogelijke prognose te geven, onderzoeken we de tumor. Belangrijk is: welk soort tumor is het en welke graad heeft de tumor? Om dit te bepalen, onderzoeken we de chromosomale veranderingen in de tumor. Die ‘moleculaire’ of DNA-diagnose vertelt vaak ook veel over de gevoeligheid van de tumor voor onze behandelingen. Dit diagnose krijgt u dan na één tot twee weken. De arts zal het u graag verder uitleggen.
Andere factoren zijn echter ook van groot belang, zoals de leeftijd van de patiënt en de conditie waarin hij verkeert. Vooral voor graad IV tumoren geldt (bij volwassenen): hoe jonger de patiënt en hoe beter zijn conditie, des te beter de prognose. Bij kinderen en jongvolwassenen spelen andere factoren. Bij de zogenaamde laaggradige hersentumoren is de grootte van de tumor van belang en hoeveel de neurochirurg heeft kunnen verwijderen.
Wat zijn de overlevingskansen?
Ook dit is moeilijk aan te geven. In de medische wetenschap worden zogeheten big data verzameld: cijfers worden berekend op basis van grote groepen patiënten die op een bepaalde manier zijn behandeld. Deze zeggen niet zoveel over de behandelkansen van een individuele patiënt met een hersentumor. Dus als een arts een uitspraak doet over 'de overleving' bedoelt hij of zij meestal de gemiddelde overleving.
We kunnen beter uitgaan van cijfers die aangeven hoeveel procent van de patiënten na een bepaald aantal jaar nog in leven is. Enkele medische voorbeelden: van de graad IV oftewel glioblastoom-patiënten onder de 70 jaar, die worden behandeld met gecombineerde chemoradiotherapie, is na twee jaar nog 25% in leven. Hierbij is ook de MGMT-status belangrijk. Van graad II (laaggradige) en graad III (anaplastische) oligodendroglioom patiënten met gecombineerd 1p/19q verlies, die met radiotherapie en PCV-chemotherapie worden behandeld, is na 12 tot 14 jaar nog zo’n 50% in leven. Van de patiënten met een graad II astrocytoom met een zogenaamde mutatie in het IDH gen is na 10 tot 14 jaar 50% nog in leven.
Eén ding is echter zeker: een dokter kan nooit zeggen hoe lang iemand nog zal leven. Die onzekerheid is één van de vele onaangename aspecten van deze ziekte.